Sylvia van der Zee- de Winter
VERDRIET DOET MEER PIJN WANNEER HET VERZWEGEN WORDT
Vier dames van een zekere leeftijd zoeken elkaar geregeld op. Voor de gezelligheid, om de dagelijkse zaken van de wereld te bespreken, elkaar op de hoogte te houden van buurtgebeurtenissen en samen te eten. Sylvia van der Zee- de Winter (85) is een goede vriendin van de zusjes Orla (90), Mary (88) en Stenny (85) Wilsterman. Hun verhaal is hier te lezen. Alle vier gezegend met kinderen en kleinkinderen. De vrouwen delen veel met elkaar. Ook hun geboorteland Nederlands-Indië. De zusjes zijn geboren in Kediri op Oost-Java. Sylvia komt van Surabaya, na Jakarta de grootste stad van Java.
Geen vrijheid
Op 15 augustus 1945, na de bomaanval op Hiroshima en Nagasaki, capituleert Japan. Met het einde van de Tweede Wereldoorlog begint de strijd om de onafhankelijkheid. Op 17 augustus 1945 roept Soekarno Republiek Indonesië uit als onafhankelijke staat. Maar het is pas op 27 december 1949 dat Nederland de soevereiniteitsoverdracht ondertekent. De vier tussenliggende jaar gaan gepaard met militaire en politieke strijd. In Indonesië, met name op Java en Sumatra, is op dat moment een machtsvacuüm. De Nederlanders zitten nog in de kampen en de geallieerden zijn nauwelijks aanwezig.
“Tijdens de oorlog en de periode daarna moesten we veel vluchten”, vertelt Sylvia, "we reisden van de ene naar de andere stad; Surabaya, Bandung, Bali, Palembang, Jakarta. Soms moesten we lopen. Bij de bezetting van Nederlands-Indië was ik net als Stenny, pas drie jaar oud. Mijn kleine beentjes gingen niet zo snel. Ik kan me herinneren dat we vooral in schuren sliepen.
Mijn vader werd al vrij snel door de Japanners opgepakt en meegenomen. Ik zag hem pas weer terug na de oorlog. Wij waren buitenkampers. Mijn moeder moest in haar eentje voor mijn broertje Tino en mij zorgen. Ze verhandelde wat goederen aan de Chinezen, zo kwamen wij aan eten. Op Bali stalen mijn broertje en ik eten van de graven. Mijn moeder werd daar heel boos over maar ja, wij waren nog klein en het was eten. Op Bali ontmoette ik mijn vader weer voor het eerst. Hij was eigenlijk een vreemde voor ons. Tino kon heel lang geen pappa tegen hem zeggen. Dat maakte mijn vader verdrietig. Hij kon moeilijk praten over wat de Japanners met hem hadden gedaan. Hij werd heel snel boos.
Tino en vader
“Ik vind het zelf ook lastig over die periode te praten.” Haar ogen worden vochtig wanneer Sylvia vertelt over haar twee overleden zusjes.” Niet lang nadat mijn vader was opgepakt overleed mijn zusje aan een hersenvliesontsteking. Dat was verschrikkelijk want ik was zo blij toen zij geboren werd. Na de oorlog krijgen mijn ouders nog een dochter, zij heeft het ook niet overleefd.”
In 1948 vertrekt Sylvia met haar broertje en ouders in allerijl naar Nederland. Want ze vinden regelmatig dreigbriefjes onder de deur. Indonesische vrijheidsstrijders eisen hun vertrek uit Indonesië. Ze varen in 21 dagen op het schip de Dorchester naar Nederland. Het schip is overvol, en er is weinig te eten. De ernstig verzwakte moeder van Sylvia is doodziek. Bij aankomst brengt een ambulance haar meteen naar het ziekenhuis. Na haar herstel wordt het gezin opgevangen in een hotel in Amsterdam. Vandaar gaan ze naar Hotel de Wilde Zwaan in Laren. Wat nu het Singer Laren museum is.
“Ook al vind ik het lastig om over die jaren te praten toch vind ik het belangrijk dat het verhaal wordt verteld. Ik wil niet dat mensen vergeten wat er in Nederlands-Indië is gebeurd. Want het verdriet doet meer pijn wanneer het verzwegen wordt.”