De zusjes Wilsterman
KINDERLIJKE BONDGENOTEN
Vier dames van een zekere leeftijd zoeken elkaar geregeld op. Voor de gezelligheid, om de dagelijkse zaken van de wereld te bespreken, elkaar op de hoogte te houden van buurtgebeurtenissen en samen te eten. Orla (90), Mary (88) en Stenny (85) zijn de zusjes Wilsterman. Sylvia van der Zee- de Winter (85) is een goede vriendin. Haar verhaal is hier te lezen. Alle vier gezegend met kinderen en kleinkinderen. De vrouwen delen veel met elkaar. Ook hun geboorteland Nederlands-Indië. De zusjes zijn geboren in Kediri op Oost-Java. Sylvia komt van Surabaya, na Jakarta de grootste stad van Java.
De Zusjes
Op 7 december 1941 verklaart Nederland de oorlog aan Japan. Het gevecht is van korte duur. Drie maanden later wordt Nederlands-Indië ingenomen. Wanneer Japan het land overneemt zijn de twee oudste zussen zeven en vijf jaar oud. Stenny is pas twee. De meisjes hadden nog één grotere zus, Ilka. Zij is gestorven in 2014. Bij de invasie was Ilka negen jaar. De allerjongste van het gezin was Harry. Hij overleed in 2005.
Meestal komen de dames samen in het huis van Stenny. Ieder heeft haar vaste plek aan de grote eettafel voor het raam. Er wordt gesproken over de oorlogsjaren in Nederlands-Indië. Hoofdzakelijk door Orla. “Doordat mijn vader bij de KNIL, het Koninklijk Nederlands-Indische leger zat, werd hij al vrij snel gevangengenomen. Hij zou verplaatst worden naar Surabaya en ik kan me nog herinneren dat we langs de kant stonden en alle gevangenen uitzwaaiden. Mijn moeder wilde afscheid nemen van mijn vader maar kreeg daarvoor in de plaats een harde klap in haar gezicht van een Japanse soldaat.
Briefjes
Mijn moeder, toen rond de 35, had een Chinese kennis in Surabaya wonen, zo’n 128 kilometer van onze woonplaats Kedire vandaan. Omdat we daar mochten logeren konden we mijn vader in het kamp opzoeken. Op een dag gaf een Japanse soldaat een stapel briefjes aan mijn moeder. Mijn vader had gehoord dat ze weer verplaatst zouden worden. Hij spoorde zijn medegevangenen aan een bericht achter te laten voor hun geliefden. Mijn moeder kreeg de opdracht de briefjes bij de juiste personen te bezorgen.”
De dames luisteren aandachtig, dan valt Mary haar zus bij:” We hoorden via-via dat de gevangenen voor dwangarbeid naar Japan werden verscheept.
Oorlogskruis
Orla: ”Ergens tussen 1946 en 1948 ontvangen we een brief van het Rode Kruis. Vader was in Japan overleden, de officiële doodsoorzaak; een longontsteking. Maar wij hadden gehoord dat hij een jas had gestolen van een Japanse soldaat. Een van zijn medegevangenen was zo ziek en koud dat hij het niet meer aan kon zien. Hij had de jas voor hem meegenomen maar werd betrapt. Waarschijnlijk is mijn vader zo hard gemarteld dat hij het niet heeft overleefd. Na de oorlog is zijn lichaam overgebracht naar het ereveld Menteng Pulo in Jakarta. Ik heb hem daar bezocht.”
Stenny loopt weg en komt terug met een fotolijst. Ze legt het op de tafel. Achter het glas prikt een oorkonde. “In 2017 heeft mijn vader postuum het mobilisatie-oorlogskruis ontvangen. We mochten de onderscheiding namens hem, uit handen van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb in ontvangst nemen. In zijn toespraak roemde Aboutaleb mijn moeder. Haar kracht en moed om in zo’n gevaarlijke en gewelddadige periode vijf kinderen op te voeden en beschermen. Het was een trots moment.”
We hadden het niet door
In de afwezigheid van hun vader hadden de vijf kinderen het moeilijk. Orla: ”De scholen waren dicht. Wanneer het luchtalarm ging renden we naar de schuilkelder in de tuin voor ons huis. Ter bescherming droegen we een helm en kregen een rubberen bitje om op te bijten. Ik was toen 8 of 9 jaar oud en werkte met leeftijdgenootjes in de fabriek. Onder toezicht van de Japanners naaiden we kledingstukken of kregen sisal om touw van te draaien.
Na de oorlog werden we geïnterneerd. Dat was tijdens de bersiap. Ilka en ik moesten in de kampen de beerputten schoonmaken. Er werd veel gestolen in het kamp. Maar we wisten het meestal wel weer terug te halen. Het was erg, maar we waren nog kind, we hadden het niet door.”
Stenny: ”Ik was pas drie. Ik speelde met andere kinderen. Het was net een vakantiekamp. Ik weet nog dat Ilka en Orla in een orkest speelden. Hun muziekinstrument was gemaakt van een kam met zilverpapier eromheen. Of een trommel van houten lepels.”
Ze vervolgt; “toen we in Surabaya waren heeft mijn vader ons mogen bezoeken. Dat was vlak voordat hij naar Japan werd meegenomen. Ik herinner me nog hoe mijn moeder ons broertje Harry in zijn armen legde. Die blik van mijn vader, zo blij, ik zal het nooit meer vergeten.”​